Rouwvliegjes
Roddia Rumahloine
Het begon met één vliegje. Het landde op het tv-scherm en veroorzaakte een smet op het gezicht van Dr. Phil. Wat vreemd, dacht Rosa, fruitvliegjes in de winter. Verder besteedde ze er geen aandacht aan. Ze moest zo naar de supermarkt, maar ze wilde eigenlijk eerst zien hoe Dr. Phil het leven van de man in de stoel tegenover hem zou veranderen.
De taakverdeling tussen Rosa en Tom was de afgelopen maanden nogal traditioneel geworden: tot ze een nieuwe baan zou vinden, deed zij het huishouden. Ondanks haar principes voelde het gewoon fout als zij alleen televisie keek en hij na een lange werkdag nog moest koken.
Een tweede vliegje landde op het hoofd van Dr. Phil. Rosa joeg de beestjes van het scherm en zag hoe ze naar de bananenplant in de hoek van de woonkamer vlogen. Met haar schoen tikte ze tegen de terracotta pot en een wolk vliegjes stoof op. Ze kropen uit de vochtige aarde, zochten beschutting tussen de bladeren en sommige renden over de rand van de pot. Konden fruitvliegjes rennen?
Bij het zien van de krioelende kolonie voelde ze een soort onrust, of ongemak, en ineens moest ze denken aan dikke vliegen op een bakstenen muur. Het was een helder beeld, alsof het om een foto ging die ze ooit eens uren had bestudeerd: roodbruine ogen, doorzichtige vleugels en glanzende lijven.
De onrust kneep in haar longen en ze belde Tom.
‘Hé lieverd, kan ik je later terugbellen? Ik moet zo skypen met de ambassade in Congo.’
Congo klonk ver weg, veel verder dan de supermarkt waar ze nog naartoe moest. Ze antwoordde: ‘Oké,’ en Tom hing op.
*
Google zei: ‘Rouwvliegjes zijn vervelende beestjes in je planten die zich snel vermenigvuldigen.’ Een besmette plant moest je isoleren, dus Rosa verhuisde de terracotta pot naar de slaapkamer, de enige andere ruimte in hun tweekamerappartement. Het was er kouder en donkerder, en ze fluisterde: ‘Sorry, plant.’ Ze wilde haar schuldgevoel afkopen met extra water, maar Google zei dat de larven juist goed gedijden in een vochtige omgeving.
Nu ze altijd thuis was, kon ze de plant nauwlettend in de gaten houden. Terwijl ze een paar vliegjes probeerde dood te slaan, bedacht ze hoe weinig je eigenlijk over je eigen huis wist als overdag moest werken. Ze woonden er al zes jaar en nu pas merkte ze hoe de wasmachine bonkte, waar de vloer kraakte en dat de buurman een saxofoon had.
Ze vond het allemaal niet erg: de geheimen die het appartement haar toevertrouwde zorgden ervoor dat ze het eerlijker en sympathieker begon te vinden. Ze voelde zich zelfs weer thuis, iets wat ze niet meer had ervaren sinds ze vanuit haar ouderlijk huis naar de stad was vertrokken. Al die jaren had ze de dieren en weilanden gemist, en nu bedreigden die vliegjes haar nieuwe cocon.
Op internet bestelde ze een elektrische vliegenmepper en ze joeg de beestjes van de bladeren af, om ze in de lucht dood te zappen. Na de eerste sessie kleefden er meer dan dertig verschroeide lijfjes aan de vliegenmepper en het hele huis rook naar barbecue. Ze stuurde Tom een foto van de buit en voelde zich ontspannen, bevredigd zelfs.
’s Avonds, vlak voor het slapengaan, zag ze toch weer nieuwe vliegjes uit de aarde komen. Met haar vingertoppen drukte ze op de kleinste beestjes, de baby’s, of peuters, die traag over de rand van de pot kropen.
In de badkamer keek Tom toe hoe ze de zwarte vlekjes van haar vingers spoelde. Hij spuugde zijn tandpasta uit en zei: ‘Het verbaast me hoe makkelijk je ze doodmaakt.’
Ze veegde een tandpastavlekje van zijn kin. ‘Die dingen zijn indringers.’
*
In de schemer tussen ontwaken en slapen werd Rosa omringd door enorme vliegen. Ze zoemden om haar hoofd, klauwden hun poten in haar benen en ze kon niets doen.
Zwetend werd ze wakker en ze schoof haar plakkerige lichaam tegen Tom aan. Even rook ze een vleugje rottende plant en ze meende gezoem te horen. Ze focuste zich op Toms ademhaling, probeerde haar ritme met dat van hem te vervlechten. Bijna gleed ze weer richting de slaap, tot zijn adem stokte. Plotseling was ze bang dat ze allebei zouden stikken omdat ze verbonden waren als een Siamese tweeling met gedeelde longen, tot ze besefte dat ze in een rare halfdroom moest zijn beland en Tom gewoon rustig naast haar lag.
De volgende ochtend bleef ze een onbestemd gevoel houden terwijl ze koffie voor hem zette. Ze gaf hem een kus en toen hij de deur achter zich dichttrok, galmde het een beetje, alsof het huis opeens leger was. Ze keek nu al uit naar het moment dat hij die avond weer zou thuiskomen en zou zeggen: ‘Lekker, lasagne.’
Nu ze voor Tom zorgde ervoer ze een nieuwe laag van intimiteit en voor het eerst zag ze eigenschappen in zichzelf die haar misschien op een dag een goede moeder zouden maken.
Tijdens haar eerste rondje met de vliegenmepper vond ze vliegjes in de boekenkast, achter de oven en zelfs in de badkamer. Vanuit haar ooghoeken meende ze steeds zwarte puntjes te zien die vanaf de muren plannen maakten om het hele appartement over te nemen.
Er belde een headhunter over een nieuwe baan en ze wimpelde de vrouw af door te zeggen dat ze aan een ander project werkte. Ze wilde langer genieten van Tom, van het thuis zijn, nu het nog kon. Daarna belde ze haar moeder en vertelde over de plaag.
‘Toen een van de katten in de schoorsteen was gevallen, hadden we ook een vliegenplaag in huis,’ zei haar moeder lachend, alsof het iets grappigs was en Rosa herinnerde zichzelf eraan dat haar moeder in haar leven net zoveel katten als klompen had versleten. ‘Jij hebt zelfs een begrafenis voor dat arme beest gehouden. Weet je dat nog? Je was nog zo jong.’
Ze had al jaren niet aan Tommie gedacht.
*
Tommie in de dichtgemetselde schoorsteen, helemaal alleen, achter de bakstenen muur, piepend van de honger en de dorst, zonder dat iemand hem hoorde. De luchtgaatjes waar de vliegen hun zoemende lijven doorheen persten.
Ze probeerde de beelden van zich af te schudden – het waren verzonnen herinneringen waarmee ze zichzelf al de hele dag kwelde – en ze focuste zich op Tom die zijn jas over de stoel hing.
‘Het is maar voor een maand,’ zei hij. ‘Ik kan daar echt iets betekenen.’
Ze had niet eens de tijd gekregen om te vertellen over zijn naamgenootje waarvan ze kortstondig had gehouden. Tom had zijn jas nog aan gehad toen hij zijn Congo-plan onthulde, alsof hij meteen wilde vertrekken.
Op tv deelde Dr. Phil levenslessen met een vrouw wier nek steeds roder werd terwijl haar gezicht de goede kleur behield door alle make-up. De vliegjes zaten op de tafel naast de lasagne, die Rosa precies op tijd uit de oven had gehaald, en ze keken toe hoe Rosa worstelde om zich in te houden, hoe ze probeerde niet te denken aan de nieuwsbeelden van Congo. Ze staarde naar de rode nek op tv en ze wilde Dr. Phils adviezen opvolgen, een goede vriendin zijn, Tom de ruimte geven: hier had hij zijn hele leven naartoe gewerkt.
Ze drukte de tv uit, zei dat ze het begreep en schepte de dampende lasagne voor hem op.
*
In de weken voor zijn vertrek onderdrukte ze de neiging om te roepen dat Tom gek was geworden, dat zijn behoefte om de wereld te redden zijn dood zou betekenen, want ze begon steeds meer te geloven dat het slechte voortekenen waren: haar plotselinge wens om zoveel mogelijk voor Tom te zorgen, nu het nog kon, haar nesteldrang, de rare dromen, de vliegenplaag en de voortijdige dood van haar geliefde Tommie.
Ze zat op haar knieën bij de bananenplant met de dorre bladeren, de vliegenmepper in haar hand. Ze had geen Dr. Phil gekeken en ook niet gekookt. Over een paar dagen zou Tom vertrekken. Hij reageerde niet op haar berichtjes en telkens als ze naar zijn kantoor belde, zeiden ze dat hij net weer in een vergadering zat.
‘Wat doe jij nou hier?’ vroeg Tom toen hij eindelijk thuiskwam en haar zo aantrof in hun slaapkamer.
‘Ik moet ze allemaal uitroeien,’ zei ze.
Hij ging naast haar zitten op de koude vloer en hield haar vast. ‘Heeft dit iets te maken met Congo?’
Ze dacht aan het vliegtuig dat neergeschoten zou worden, de rebellenleider met zijn machete, de gijzeling in het hotel, de trap waar hij vanaf kon vallen, de malariamuggen – maar ze durfde het niet hardop te zeggen. Dr. Phil zei vaak dat taal een krachtig middel was, dat woorden de realiteit beïnvloedden, en ze was bang om haar angsten uit te spreken, echter te maken.
‘Misschien is het goed als je straks weer iets te doen hebt. Als ik weg ben,’ zei Tom.
Ze hoorde de voorzichtigheid in zijn stem en voelde zijn arm om haar heen. Als ik weg ben, en ze dacht aan zijn begrafenis, aan de muziek, die zij moest kiezen, omdat ze nooit over dat soort dingen hadden gepraat.
Hij tikte tegen de terracotta pot. ‘Volgens mij heb je gewonnen.’
Ze keek naar de slappe plant en de uitgedroogde aarde; er waren inderdaad geen rouwvliegjes meer zichtbaar, maar de strijd kon nog niet voorbij zijn.
‘Wist je dat ik vroeger een kat had die Tommie heette?’ vroeg ze.
Hij pakte haar hand. ‘Dat was vast een leuke kat.’
Ze knikte en zei niets over de vliegen die ooit als maden in Tommies buik hadden rondgekropen. Ze gaf hem een kus op zijn wang, rook zijn geur en probeerde het moment op te slaan, net als vroeger, vlak voor een moeilijk level van een computerspelletje.
Straks kon ze teruggaan en opnieuw beginnen.
Dit verhaal verscheen eerder bij Tijdschrift Ei (inmiddels opgeheven).
NO AI TRAINING: Without in any way limiting the author’s [and publisher’s] exclusive rights under copyright, any use of this publication to “train” generative artificial intelligence (AI) technologies to generate text is expressly prohibited. The author reserves all rights to license uses of this work for generative AI training and development of machine learning language models.
⇦